Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BM6728, Rechtbank Amsterdam , AWB 09/2066 WAO

Datum uitspraak: 18-05-2010
Inhoudsindicatie: Niet aannemelijk gemaakt dat het bezwaarschrift binnen de termijn ter post is bezorgd. Geen sprake van verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding.





Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/2066 WAO

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser]
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. M.O. Wattilete,

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
verweerder.





Procesverloop

Bij besluit van 11 februari 2009 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag om een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) buiten behandeling gesteld.

Bij besluit van 29 april 2009 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit kennelijk niet-ontvankelijk verklaard (het bestreden besluit).

Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft de zaak aan de orde gesteld op 27 april 2010. Eiser en verweerder zijn – met kennisgeving – niet verschenen.





Overwegingen

1. Feiten en standpunten van partijen

1.1. Bij brief van 20 maart 2009 heeft de dochter van eiser, [persoon 1], bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Verweerder heeft deze brief op 31 maart 2009 ontvangen.

1.2. Bij brief van 8 april 2009 heeft verweerder [persoon 1] meegedeeld dat het bezwaarschrift dat zij namens eiser heeft ingediend, te laat is ontvangen en haar verzocht om binnen vier weken schriftelijk aan te geven waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend.

1.3. Bij brief van 22 april 2009 heeft [persoon 1] in reactie op het verzoek van verweerder aangegeven dat zij het bezwaarschrift op 20 maart 2009 heeft verstuurd. Aangezien het bezwaarschrift tot 26 maart 2009 kon worden opgestuurd is het bezwaarschrift volgens [persoon 1] tijdig ingediend.

1.4. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat uit de poststempel blijkt dat het bezwaarschrift eerst op 30 maart 2009, en dus na afloop van de termijn waarbinnen bezwaar kon worden gemaakt, ter post is bezorgd. Verweerder heeft het bezwaar daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

1.5. In beroep heeft eiser aangevoerd dat zijn aanvraag om een WAO-uitkering ten onrechte niet inhoudelijk is behandeld door verweerder. Het bestreden besluit is volgens eiser in strijd met de wet en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur genomen, onder andere omdat verweerder heeft nagelaten eiser te horen in het kader van zijn bezwaar.





2. Wettelijk kader

2.1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.

2.2. Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ingevolge het tweede lid van dit artikel is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.

2.3. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

2.4. Ingevolge artikel 7:2, eerste lid, van de Awb stelt een bestuursorgaan, voordat het op het bezwaar beslist, belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord. Het tweede lid bepaalt dat het bestuursorgaan daarvan in ieder geval de indiener van het bezwaarschrift op de hoogte stelt, alsmede de belanghebbenden die bij de voorbereiding van het besluit hun zienswijze naar voren hebben gebracht.

2.5. Ingevolge artikel 7:3, aanhef en onder a, kan van het horen van belanghebbenden worden afgezien, indien het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is;





3. Beoordeling van het geschil

3.1. De rechtbank stelt vast dat de termijn voor het maken van bezwaar is aangevangen op 12 februari 2009 en dat de laatste dag waarop een bezwaarschrift kon worden ingediend 25 maart 2009 was.

3.2. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat het bezwaarschrift binnen deze termijn ter post is bezorgd. De enkele stelling van [persoon 1] dat zij het bezwaarschrift op 20 maart 2009 ter post heeft bezorgd acht de rechtbank daarvoor onvoldoende, nu uit de poststempel op de door verweerder overgelegde envelop blijkt dat het bezwaarschrift eerst op 30 maart 2009 ter post is bezorgd. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook op goede gronden geconcludeerd dat het bezwaarschrift na afloop van de daarvoor geldende termijn is ingediend.

3.3. Voor zover eiser zich op het standpunt heeft gesteld dat verweerder in de stelling van [persoon 1] in haar brief van 22 april 2009, dat haar vader psychisch niet in orde is en haar daarom niet kan machtigen, aanleiding had moeten zien om eiser uit te nodigen voor een hoorzitting, overweegt de rechtbank als volgt. Nu door of namens eiser niet is gesteld dat eisers psychische klachten in de weg hebben gestaan aan het tijdig indienen van een bezwaarschrift, had verweerder naar het oordeel van de rechtbank in deze stelling geen aanleiding behoeven te zien om eiser uit te nodigen voor een hoorzitting. Ook overigens is niets gesteld of gebleken op grond waarvan mogelijk sprake zou kunnen zijn van verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder kon afzien van een hoorzitting en het bezwaar terecht kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard.





4. Conclusie

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit in recht stand houdt en dat het beroep van eiser ongegrond zal worden verklaard. Voor een vergoeding van het griffierecht of een veroordeling van verweerder in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.





Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.





Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Bongers-Scheijde, rechter, in aanwezigheid van mr. M.W. Speksnijder, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2010.

de griffier de rechter

Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Afschrift verzonden op:
D: B
SB

-
-
WWW.UWWET.nl
2010. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl