- rechtspraak
Datum uitspraak: 09-06-2010
De belangrijkste passage van de uitspraak en/of conclusie:
Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Ingevolge artikel 34c, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb) neemt de raad op aanvraag van de rechtzoekende een besluit dat is gebaseerd op het door de raad geschatte inkomen of vermogen in het jaar waarin de aanvraag om een toevoeging is gedaan, indien in het jaar waarin de aanvraag om een toevoeging is gedaan sprake is van een terugval in het inkomen of vermogen.
Ingevolge artikel 34c, derde lid, wordt de aanvraag bij de raad ingediend binnen zes weken na de bekendmaking van het besluit waarin is beslist op de aanvraag om een toevoeging.
Ingevolge artikel 34e, eerste lid, wordt de beslissing op het bezwaar tegen de beslissing op de aanvraag om een toevoeging geacht mede betrekking te hebben op de beslissing op de aanvraag, bedoeld in artikel 34c, eerste lid.
Zulks geldt evenzeer voor de overschrijding van de termijn als gesteld in artikel 34c, derde lid, van de Wrb. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling blijkt immers dat de wetgever met het stellen van een termijn van zes weken waarbinnen de aanvraag om peiljaarverlegging moet worden ingediend, heeft aangesloten bij de termijn van artikel 6:7 van de Awb voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift (Kamerstukken II 2003-2004, 29 685, nr.3, blz. 18). Nu het bij artikel 6:7 van de Awb gaat om een termijn van openbare orde met een fataal karakter, heeft hetzelfde te gelden voor de termijn in artikel 34c, derde lid, van de Wrb met dien verstande dat nu verschoonbaarheid ingevolge artikel 6:11 van de Awb bij een overschrijding van de in artikel 6:7 van de Awb gestelde termijn kan worden aangenomen, verschoonbaarheid van de overschrijding van de in artikel 34c, derde lid, van de Wrb gestelde termijn eveneens aan de orde kan zijn.
Klik hier voor de hele uitspraak.
Uwwet.nl