- rechtspraak
Datum uitspraak: 11-06-2010
De belangrijkste passage van de uitspraak en/of conclusie:
In artikel 8:81, eerste lid, van de Awb is bepaald dat, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Het verzoek als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb moet,
(thans) worden aangemerkt als een verzoek hangende het beroep in de hoofdzaak. Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter alsdan onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak indien hij na de behandeling van het verzoek ter zitting van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak.
Na kennisneming van de stukken en na de behandeling van het verzoek ter zitting is de voorzieningenrechter van oordeel dat nader onderzoek aan de behandeling van de zaak niet kan bijdragen. Ook overigens is niet gebleken van feiten of omstandigheden die zich tegen toepassing van het bepaalde in artikel 8:86, eerste lid, van de Awb verzetten.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: Wbp) wordt onder persoonsgegevens verstaan: elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder d, van de Wbp wordt, voor zover hier van belang, onder verantwoordelijke verstaan: het bestuursorgaan dat het doel en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt.
Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de Wbp heeft de betrokkene het recht zich vrijelijk en met redelijke tussenpozen tot de verantwoordelijke te wenden met het verzoek hem mede te delen of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt. De verantwoordelijke deelt de betrokkene schriftelijk binnen vier weken mee of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt.
Ingevolge artikel 35, tweede lid, van de Wbp bevat de mededeling als bedoeld in het eerste lid, indien zodanige gegevens worden verwerkt, een volledig overzicht daarvan in begrijpelijke vorm, een omschrijving van het doel of de doeleinden van verwerking, de categorieën van gegevens waarop de verwerking betrekking heeft en de ontvangers of categorieën van ontvangers, alsmede de beschikbare informatie over de herkomst van de gegevens.
Ingevolge artikel 43, aanhef en onder e, van de Wbp, voor zover hier van belang, kan de verantwoordelijke artikel 35 buiten toepassing laten voor zover dit noodzakelijk is in het belang van de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen.
Bij de beoordeling van het onderhavige beroep stelt de voorzieningenrechter voorop dat verweerders (primaire) standpunt dat een juridische analyse niet onder het bereik van de Wbp valt, welk standpunt verweerder overigens niet heeft gemotiveerd, naar zijn oordeel enige nuancering behoeft. Blijkens de memorie van toelichting bij de Wbp heeft de wetgever een ruime uitleg van het begrip persoonsgegeven voorgestaan. Alle gegevens die informatie kunnen verschaffen over een identificeerbare natuurlijke persoon moeten als persoonsgegevens worden beschouwd. Gegevens die een neerslag vormen van een over een bepaalde persoon genomen beslissing, kunnen worden beschouwd als een deze persoon betreffend persoongegeven (Tweede Kamer 1997-1998, 25 892, nr. 3, p. 46). Nu de juridische analyse van de zaak van verzoeker heeft geleid tot een beslissing op zijn asielaanvraag, vallen in elk geval de gegevens die bij deze analyse zijn betrokken onder het bereik van de Wbp.
Klik hier voor de hele uitspraak.
Uwwet.nl