- rechtspraak
Datum uitspraak: 30-06-2010
De belangrijkste passage van de uitspraak en/of conclusie:
Artikel 120 Rv schrijft voor aan welke vereisten de dagvaarding op straffe van nietigheid moet voldoen. Een van die vereisten is dat indien de eiser bij gemachtigde procedeert, de naam en het adres van de gemachtigde worden vermeld. Aan dit vereiste is voldaan. De wet vereist niet dat uit de dagvaarding blijkt dat de in de dagvaarding vermelde gemachtigde ook daadwerkelijk gemachtigd is.
Indien partijen in het onzekere verkeren omtrent de vraag of en in hoeverre bepaalde feiten of omstandigheden voor hun rechtsverhouding van betekenis zijn en zij ter voorkoming van een rechtsgeding aangaande die vraag een overeenkomst als de onderhavige sluiten, waarbij hun rechtsverhouding nader wordt geregeld en bindend vastgesteld, is daarmee niet verenigbaar dat na het sluiten van die vaststellingsovereenkomst eventueel mogelijk gebleken juridische acties die vaststellingsovereenkomst haar kracht ontnemen (vgl. HR 15 november 1985, LJN AC4400).
Bovendien verzet ook reeds de aard van artikel 1:88 BW zich ertegen dat de handelende echtgenoot door het sluiten van een vaststellingsovereenkomst met betrekking tot een overeenkomst waarop artikel 1:88 BW betrekking heeft het beroep op de vernietigbaarheid van die overeenkomst op grond van artikel 1:89 BW van de andere echtgenoot onmogelijk maakt. Hiermee zou immers de aan artikel 1:88 BW ten grondslag liggende beschermingsgedachte worden ondergraven.
Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008, (LJN BC2837) wordt de onderhavige overeenkomst aangemerkt als huurkoop.
Dit betekent dat artikel 1:88 lid 1 onder d BW op de lease-overeenkomst van toepassing is, zodat [naam 1] voor het aangaan van de lease-overeenkomst de toestemming van [naam 2] behoefde. Nu volgens artikel 7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende deze toestemming ook schriftelijk te worden gegeven (vgl. het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN AZ9721, rov 2.12.3 en het reeds genoemde arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008). Aangezien deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [naam 2] de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
Dexia beroept zich er op dat het vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW is verjaard. De verjaringstermijn voor een beroep op dit vernietigingsrecht is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW drie jaar. De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, LJN AY8771 en gerechtshof Amsterdam, 19 mei 2009, LJN BI4359).
Klik hier voor de hele uitspraak.
Uwwet.nl