Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BO0167, Rechtbank Rotterdam , 329927 / HA ZA 09-1240

Datum uitspraak:01-09-2010
Inhoudsindicatie: Eneco-vordering; illegaal stroom onttrekken ten behoeve van hennepkwekerij; geen overeenkomst en - gezien omstandigheden - geen onrechtmatige daad; geen schending zorgplicht hoofdhuurder als onderverhuurder, nu niet is gebleken dat gedaagde op de hoogte was van de aanwezigheid van een hennepkwekerij en de illegale afname van stroom





Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Sector civiel recht

Zaak-/rolnummer: 329927 / HA ZA 09-1240

uitspraak: 1 september 2010


VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:


de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENECO SERVICES B.V.,
in haar hoedanigheid van lasthebber van na te noemen lastgever, te weten
de besloten vennootschap Stedin B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 22 april 2009,
advocaat: mr. A. Ester te Zwijndrecht,

tegen

[gedaagde],
wonende te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat: mr. M. Bonarius te Rotterdam.


Partijen worden hierna aangeduid als “Eneco” en “[gedaagde ]”.





1 Het verloop van het geding

1.1 De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding d.d. 22 april 2009, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek;
- het tussenvonnis van 24 februari 2010, waarbij een comparitie van partijen is gelast.

1.2 De comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 25 maart 2010. Namens Eneco is verschenen de heer [X], bijgestaan door de advocaat mr. A. Ester. [gedaagde ] is in persoon verschenen, bijgestaan door de advocaat mr. M. Bonarius. Van het ter zitting verhandelde is door de griffier aantekening gehouden.

1.3 De uitspraak van het vonnis is, na enige aanhoudingen, nader bepaald op heden.





2 De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:

2.1 [gedaagde ] was huurder van de bedrijfsruimte aan de [adres].

2.2 De bedrijfsruimte is aangesloten op het elektriciteitsnet van Stedin.

2.3 [gedaagde ] is tot 30 juni 2004 contractant geweest met betrekking tot de leverantie van elektriciteit aan bovengenoemd adres. Nadien is de firma B.I.T. Isolatietechniek tot 31 maart 2005 contractante geweest. Na de beëindiging van de energieleverantie per 31 maart 2005 is het pand wederom door [gedaagde ] zelf in huur genomen, althans hij was de daadwerkelijke huurder van de bedrijfsruimte.

2.4 Op 2 februari 2007 heeft de politie in de bedrijfsruimte de restanten van een hennepkwekerij aangetroffen, met name afvalbladeren en resten van hennepplanten en koolstoffilters.

2.5 Bij inspectie door Eneco bleek de elektriciteitsmeter in de bedrijfsruimte zodanig te zijn gemanipuleerd dat de elektriciteit voor deze kwekerij werd verbruikt zonder dat dit (volledig) door de elektriciteitsmeter werd geregistreerd.

2.6 In de bedrijfsruimte werd door de medewerkers van Eneco vastgesteld dat de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast verbroken was. Tevens werd waargenomen dat de van fabriekswege aangebrachte verzegelingen van het telhuiswerk verbroken en verwijderd waren en vervangen door valse zegels. Na het verwijderen van de verzegelingen van het telwerkhuis van de elektriciteitsmeter kan het telwerkhuis verwijderd worden, waarna het telwerk op elke willekeurige stand geplaatst kan worden.

2.7 Na 31 maart 2005 heeft niemand zich formeel als contractant aangemeld, teneinde (via de meterstanden) te betalen voor de afgenomen hoeveelheid elektriciteit (ten behoeve van de hennepkwekerij).

2.8 Eneco heeft [gedaagde ] bij brieven van 12 februari 2007 en 26 maart 2007 aansprakelijk gesteld voor de geleden schade als gevolg van het ongeregistreerde verbruik van elektriciteit. [gedaagde ] heeft hierop gereageerd bij brief van 20 februari 2007 en aan deze sommatie geen gevolg gegeven.

2.9 In de huurovereenkomst tussen [gedaagde ] en de eigenaar van het bedrijfspand is in artikel 5 lid 3 opgenomen dat de huurder het gehuurde zelf dient te gebruiken en niet gerechtigd is enig gedeelte daarvan onder te verhuren of anderszins aan derden geheel of gedeeltelijk ter gebruik af te staan. Tevens staat in artikel 9 lid 2 van de betreffende huurovereenkomst opgenomen dat de huurder zelf de kosten ter zake onder andere de leverantie van gas, water, warmte en elektriciteit voor zijn rekening dient te nemen.





3 De vordering

3.1 Eneco vordert - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde ] te veroordelen tot betaling van € 5.251,88, met rente en kosten. De gevorderde hoofdsom bestaat uit: € 3.956,81 ter zake (ontvreemd) elektriciteitsverbruik, € 365,60 ter zake (ontvreemd) gasverbruik, € 111,97 ter zake kosten nieuwe elektriciteitsmeter en € 817,50 ter zake kosten voor de arbeidsloon van de technische dienst en fraudemedewerker.

3.2 Eneco heeft aan haar vordering – zakelijk weergegeven – de volgende stellingen ten grondslag gelegd. Eneco acht [gedaagde ] primair aansprakelijk op grond van onrechtmatige daad, nu hij onzorgvuldig heeft gehandeld als huurder van het bedrijfspand. Daarnaast stelt Eneco [gedaagde ] ook aansprakelijk op grond van de zorgplicht die hij als huurder van het pand heeft op grond van het algemeen verbintenissenrecht. Voorts betwist Eneco dat er geen overeenkomst van lastgeving tussen haar en Stedin zou zijn dan wel dat zij niet gevolmachtigd zou zijn tot het voeren van onderhavige procedure. Eneco legt ter zake de overeenkomsten van lastgeving en de daarbij behorende volmachten over.

3.3 Eneco heeft aanvankelijk gesteld dat [gedaagde ] contractant ter zake de levering van elektriciteit was op het moment dat de inval plaatsvond, zodat de algemene voorwaarden van 2006 van Eneco van toepassing zijn. Vervolgens heeft Eneco gesteld dat de levering van elektriciteit aan het bewuste pand op 31 maart 2005 administratief is beëindigd, waarna [gedaagde ] met ingang van 1 april 2005 het pand weer zelf in gebruik heeft genomen althans de daadwerkelijke huurder was. Volgens Eneco staat in ieder geval vast dat [gedaagde ] voorheen contractant was van Eneco en op de hoogte had moeten zijn van zijn zorgverplichting dat er legaal gebruik gemaakt had moeten worden van de elektrische installatie.

3.4 Nu Eneco via de eigenaar van het pand heeft vastgesteld dat [gedaagde ] nog de gebruiker c.q. huurder van het pand was op het moment van de inval, en bovendien op grond van de toepasselijke voorwaarden op de hoogte kon zijn van zijn plicht om de elektriciteitsvoorziening legaal te (laten) gebruiken, is hij volgens Eneco aan te merken als de aansprakelijke persoon voor de ontstane schade, bestaande uit het bedrag dat niet in rekening kon worden gebracht ter zake de daadwerkelijk afgenomen elektriciteit. In de huurcontract stond immers de uitdrukkelijke verplichting dat [gedaagde ] de kosten verbonden aan de levering van gas, water, warmte en elektriciteit inclusief aansluitkosten, meterhuur en dergelijke voor zijn rekening diende te nemen (artikel 9 lid 2 van de huurovereenkomst).

3.5 Eneco betwist dat [gedaagde ] het pand onderverhuurd zou hebben aan ene [Y], aangezien dit standpunt van [gedaagde ] geenszins nader onderbouwd is, bijvoorbeeld middels betalingsbewijzen over te leggen waaruit blijkt dat [Y] daadwerkelijk de gebruiker van het pand zou zijn geweest. Eneco hecht waarde aan het feit dat [gedaagde ] het pand niet mocht onderverhuren zonder (schriftelijke) toestemming van de eigenaar van het pand. Daarnaast bevreemdt het Eneco dat [gedaagde ] [Y] niet in vrijwaring heeft opgeroepen dan wel geen kopie van zijn legitimatiebewijs in het geding heeft gebracht. Eneco vindt het dan ook volstrekt onduidelijk en onaannemelijk dat het pand zou zijn doorverhuurd aan een zekere [Y].

3.6 Eneco merkt op dat in de hennepkwekerij op het moment van de inval geen hennepplanten meer aanwezig waren, maar afvalbladeren en resten van hennepplanten. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft zij foto’s van de aangetroffen situatie overgelegd. Op grond van de aangetroffen situatie was voldoende duidelijk dat er in ieder geval één hennepoogst in het pand had plaatsgevonden. Daarnaast was er sprake van een dermate vervuiling van de koolstoffilters en van de aanwezige lampen dat er sprake moet zijn geweest van een eerdere oogst.

3.7 Ter onderbouwing van haar vordering heeft Eneco een schadeberekening in het geding gebracht, alsmede een afschrift van de algemene voorwaarden en de aangifte van de gestolen energie. Eneco vindt de stelling van [gedaagde ] dat de diefstal rapportage niet ondertekend zou zijn, niet ter zake doende, nu deze rapportage wel degelijk als aangifte is ingediend bij het Openbaar Ministerie, waarbij Eneco een bewijsaanbod doet tot het doen horen van getuigen.

3.8 Eneco is van mening dat de schade van Stedin B.V. als netbeheerder vast staat, nu het in het onderhavige geval gaat om het onbemeten, namelijk zonder contract en deugdelijke bemeting, afnemen van elektriciteit uit het transportnetwerk, waardoor de aan het net onttrokken stroom niet in rekening kan worden gebracht bij een leverantiebedrijf van elektriciteit. Er is derhalve sprake van netverlies door de illegale afname van elektriciteit, waarbij Stedin kosten moet maken voor het inkopen van deze elektriciteit die wegvloeit, hetgeen een schadepost vormt voor haar.

3.9 Nu onderhavige zaak vóór november 2008 heeft plaatsgevonden en Stedin B.V. tot die datum het beleid hanteerde dat netbeheerders in zaken als onderhavige wel degelijk BTW in rekening dienden te brengen en af te dragen, acht Eneco de gevorderde BTW onderdeel van de vordering. Ook is Eneco van mening dat de kosten ter zake van een nieuwe elektriciteitsmeter en de heraansluitkosten op voorhand in rekening en risico van [gedaagde ] dienen te komen, nu een toekomstige huurder, die derhalve niet betrokken is geweest bij de fraude en te goeder trouw is, niet belast mag worden met de kosten die veroorzaakt zijn door de voorgaande contractant c.q. de aansprakelijke partij.





4 Het verweer

4.1 Het verweer van [gedaagde ] strekt primair tot niet-ontvankelijk verklaring van Eneco in haar vorderingen, dan wel tot afwijzing van de vorderingen, kosten rechtens.

4.2 [gedaagde ] betwist dat Eneco lasthebber is van Stedin B.V. en dat Eneco door deze vennootschap gemachtigd is om in rechte op te treden, althans dat zulks niet tot een zelfstandig vorderingsrecht van Eneco leidt. Daarnaast betwist [gedaagde ] dat Stedin B.V. de leverancier is van de elektriciteit, nu dit door Eneco Retail B.V. plaatsvindt indien sprake is van een kleinverbruiker, zodat Stedin B.V. geen eigenaar is van energie, zodat hij ook niet van energie kan worden bestolen en derhalve geen schade heeft geleden.

4.3 [gedaagde ] betwist dat hij aansprakelijk zou zijn voor de door Eneco geleden schade, aangezien hij op 30 juni 2004 de overeenkomst tot levering van energie aan het leveringsadres [adres] opgezegd heeft en op 1 juli 2004 een eindafrekening van Eneco heeft ontvangen. [gedaagde ] betwist derhalve dat hij als contractant kan worden aangemerkt, nu de overeenkomst reeds op 1 juli 2004 beëindigd is, hetgeen door Eneco ook is erkend. Tussen partijen bestond op 9 februari 2007 geen overeenkomst en deze is door Eneco ook niet in het geding gebracht. Nu [gedaagde ] sedert 1 juli 2004 geen contractant is, zijn de algemene voorwaarden van het jaar 2006 nimmer aan hem ter hand gesteld, zodat deze niet van toepassing zijn.

4.4 Met ingang van 1 april 2005 stelt [gedaagde ] de bedrijfsruimte onderverhuurd te hebben aan de heer [Y] te Oud-Beijerland die het gehuurde zou gebruiken als opslag- en stallingsruimte. De heer [Y] is volgens [gedaagde ] onvindbaar, terwijl de politie het pand heeft ontruimd. [gedaagde ] betwist dan ook dat hij aansprakelijk is op grond van onrechtmatige daad, zoals door Eneco is gesteld, nu niet is komen vast te staan dat hij de verzegelingen zelf heeft verbroken en/of heeft doen verbreken en de hennepkwekerij heeft aangesloten. [gedaagde ] betwist dat hij als onderverhuurder gehouden is maatregelen te nemen opdat de onderhuurder zich als contractant voor de levering van energie aanmeldt.

4.5 Voorts betwist [gedaagde ] dat de rapportage van de fraudemedewerker als aangifte aangemerkt kan worden, aangezien deze niet door de politie is opgenomen dan wel door de politie is ondertekend. Tevens is aan dit proces-verbaal geen nummer toegekend, zodat dit een door Eneco zelf opgesteld stuk is, waar processueel gezien geen acht op kan worden geslagen.

4.6 Tevens betwist [gedaagde ] dat na 30 juni 2004 voor een bedrag van € 4.322,41 aan energie is verbruikt in de bedrijfsruimte. Er is immers geen in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. Ook zijn er geen energieverbruikende lampen aangetroffen. [gedaagde ] is dan ook van mening dat Eneco dient te bewijzen dat [gedaagde ] na 1 juli 2004 energie heeft verbruikt, en dat in het pand apparatuur in werking is geweest en tevens dat daarbij gebruik is gemaakt van illegale kabels (Rechtbank Rotterdam 15 juli 2009, Eneco/Quist). Aangezien dit door Eneco niet is gesteld, dient haar vordering afgewezen te worden, aldus [gedaagde ].

4.7 Voorts is over schade ten gevolge van diefstal geen omzetbelasting verschuldigd en de vordering tot betaling van omzetbelasting dient dan ook afgewezen te worden. Tevens betwist [gedaagde ] dat er een nieuwe elektriciteitsmeter ter waarde van € 111,97 is geïnstalleerd, immers de schade kan niet meer belopen dan de waarden van de – afgeschreven – oude meter, dan wel dat er aansluitkosten zijn gemaakt tot een bedrag van € 125,00.





5 De beoordeling

5.1 Ontvankelijkheid
Ter beoordeling ligt allereerst voor de vraag of Eneco in de vordering kan worden ontvangen.

Eneco heeft gesteld in rechte op te treden als lasthebber c.q. gemachtigde van Stedin B.V. [gedaagde ] heeft bij gebrek aan wetenschap betwist dat Eneco lasthebber is van genoemde vennootschap en ook dat Eneco gemachtigd is Stedin B.V. op te treden.

De rechtbank stelt voorop dat lastgeving de overeenkomst van opdracht is, waarbij de ene partij, de lasthebber, zich jegens de andere partij, de lastgever, verbindt voor rekening van de lastgever een of meer rechtshandelingen te verrichten. De overeenkomst kan de lasthebber verplichten te handelen in eigen naam; zij kan hem ook verplichten te handelen in naam van de lastgever (artikel 7:414 BW). Een vertegenwoordigingsbevoegdheid kan voortvloeien uit een volmacht. Volmacht wordt in art. 3:60 lid 1 BW omschreven als: de bevoegdheid die een volmachtgever verleent aan een ander, de gevolmachtigde, om in zijn naam rechtshandelingen te verrichten.
Uit het feit dat Eneco de vordering heeft ingesteld in haar hoedanigheid van lasthebber van Stedin B.V. en uit de bij de conclusie van repliek behorende producties leidt de rechtbank af dat er in casu sprake zou kunnen zijn van lastgeving waarbij de lasthebber rechtshandelingen verricht in eigen naam. Dat Eneco zich in haar dagvaarding heeft bediend van het woord ‘gemachtigde’ doet hier niet aan af.

De subsidiaire stelling van [gedaagde ] dat, ook al zou er een overeenkomst van lastgeving of een machtiging om in rechte op te treden zijn, dit niet betekent dat Eneco een zelfstandig vorderingsrecht heeft, stuit overigens reeds af op het feit dat Eneco niet heeft gesteld een zelfstandig vorderingsrecht te hebben, doch juist het vorderingsrecht van haar lastgevers uitoefent.

[gedaagde ] heeft bij conclusie van dupliek gepersisteerd bij zijn standpunt dat Eneco niet bevoegd is in eigen naam voor Stedin B.V. op te treden. Dit standpunt heeft [gedaagde ] onderbouwd door erop te wijzen dat de hiervoor genoemde overeenkomst van lastgeving is verlengd tot 31 december 2008 en dat op 12 augustus 2009 deze overeenkomst met een periode van een jaar is verlengd tot 31 december 2009, en dat de inleidende dagvaarding dateert van 22 april 2009, derhalve na 31 december 2008 en vóór 12 augustus 2009.

Naar het oordeel van de rechtbank is Eneco, nu de overeenkomst van lastgeving is aangegaan voor de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008, en vervolgens tot en met 31 december 2009 is verlengd, in elk geval ook nu bevoegd betaling van de onderhavige vorderingen aan zichzelf te vorderen. In tegenstelling tot [gedaagde ] is de rechtbank van oordeel dat hieruit kan worden afgeleid dat de verlengde overeenkomst van lastgeving een last en volmacht aan Eneco ten einde het incasseren van vorderingen van Stedin B.V. betreft, zodat Eneco bevoegd moet worden geacht de onderhavige vordering in te dienen en dus ontvankelijk is. De rechtbank vermag niet in te zien dat de overeenkomst van lastgeving dient te worden gesloten vóór het instellen van de vordering. Hetgeen verder door [gedaagde ] ten verwere is aangevoerd brengt de rechtbank evenmin tot een andere beslissing, zodat Eneco bevoegd moet worden geacht de onderhavige vordering in te dienen en dus ontvankelijk is.

5.2 Partijen zijn het er over eens dat er tussen Eneco en [gedaagde ] geen contractuele relatie bestaat. De vordering die Eneco jegens [gedaagde ] heeft ingesteld, heeft zij dan ook gebaseerd op onrechtmatige daad. Ter toelichting hierop heeft zij gesteld dat [gedaagde ] jegens haar een zorgplicht heeft geschonden, te weten de bijzondere zorgplicht van een hoofdhuurder van een pand om er op toe te zien dat in zijn pand niet op illegale wijze energie wordt betrokken waardoor een partij als Eneco schade zou kunnen worden berokkend. Eneco stelt dan ook dat op [gedaagde ] als hoofdhuurder een zorgplicht rust om er voor te zorgen dat er niet illegaal stroom wordt afgetapt in de bedrijfsruimte. [gedaagde ] betwist dit, en stelt kort gezegd, dat hij de bedrijfsruimte vanaf 1 april 2005 had onderverhuurd aan [Y] en dat hij niet wist dat er een hennepkwekerij in het bedrijfspand was en derhalve niet aansprakelijk is. Daarnaast is in geschil welke schade Eneco heeft geleden en betwist [gedaagde ] de rapportage van de fraude.

5.3 Over de gestelde onrechtmatige daad van [gedaagde ] wordt als volgt overwogen. Niet in geschil is dat [gedaagde ] geen overeenkomst met Eneco had. Als algemeen uitgangspunt geldt dat [gedaagde ] niet aansprakelijk is jegens Eneco voor de door haar geleden schade, tenzij hij wist of behoorde te weten dat iemand anders in de door hem gehuurde bedrijfspand een hennepkwekerij had gevestigd. Dat [gedaagde ] dit wist of behoorde te weten, is door Eneco wel gesteld, maar is door haar niet concreet en feitelijk onderbouwd nadat [gedaagde ] had aangevoerd dat hij het bedrijfspand had onderverhuurd. In de kern stelt Eneco niet meer dan dat [gedaagde ] huurder was, dat hij de contractuele verplichting had om het bedrijfspand zelf te gebruiken en dat het aannemelijk is dat hij moet hebben geweten wat er in het bedrijfspand gebeurde. In het licht van de stelling van [gedaagde ] dat hij het pand had onderverhuurd, had het op de weg van Eneco gelegen om de wetenschap van de hennepkwekerij van [gedaagde ] nader te onderbouwen. De rechtbank gaat er daarom van uit dat [gedaagde ] niet bekend was met de hennepkwekerij en dat hij dat ook niet behoefde te zijn.

5.4 Het voorgaande wordt niet anders door het feit dat de algemene bepalingen bij de huurovereenkomst diverse bepalingen bevatten die geschonden kunnen worden door de aanwezigheid van een hennepkwekerij en/of door de illegale afname van stroom. Niet nakoming van een contractuele verplichting kan onrechtmatig zijn jegens een derde wiens belangen zijn verbonden bij een correcte nakoming van die verplichting, maar dat geldt alleen in bijzondere gevallen. Hiervoor is vereist dat de belangen van de derde zo nauw zijn betrokken bij de behoorlijke uitvoering van een overeenkomst dat hij schade of ander nadeel kan lijden als een contractant in die uitvoering tekortschiet en dat de normen van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, meebrengen dat die contractant deze belangen dient te ontzien door zijn gedrag mede door die belangen te laten bepalen (HR 16 februari 2007, RvdW 2007, 203).

5.5 Aan Eneco kan worden toegegeven dat Stedin belang heeft bij de nakoming van de onder 2.9 bedoelde bepalingen uit de huurovereenkomst. Immers, Stedin had geen schade geleden indien die bepalingen waren nagekomen. Gesteld noch gebleken is echter dat Stedin dan wel Eneco op enigerlei wijze betrokken was bij de sluiting van de huurovereenkomst of dat zij überhaupt bekend was met het bestaan en de inhoud ervan. In het verlengde hiervan geldt dat Eneco evenmin heeft gesteld dat Stedin er op vertrouwde dat [gedaagde ] zijn verplichtingen onder de huurovereenkomst jegens de eigenaar van het bedrijfspand zou nakomen en dat Stedin in dit vertrouwen het bedrijfspand niet heeft afgesloten. Gesteld noch gebleken is bovendien dat de eigenaar van het bedrijfspand en/of [gedaagde ] bij het sluiten van de huurovereenkomst beoogd hebben om de belangen van Eneco / Stedin te verdisconteren in hun overeenkomst. Het gaat om bepalingen uit algemene voorwaarden en gesteld noch gebleken is dat de eigenaar van het bedrijfspand bij het opstellen van die bepalingen meer heeft beoogd dan het beschermen van haar eigen belangen.

5.6 Al met al is de rechtbank is van oordeel dat de belangen van Eneco niet zodanig nauw verbonden zijn met de uitvoering van de huurovereenkomst dat [gedaagde ] niet alleen jegens de eigenaar van het bedrijfspand maar ook jegens Eneco / Stedin gehouden was om maatregelen te treffen om illegaal stroomverbruik door een hennepkwekerij in het bedrijfspand te voorkomen.

5.7 Nu er tevens geen sprake is van een contractuele zorgplicht tussen Eneco en [gedaagde ], heeft Eneco verder niet nader kunnen duiden op welke rechtsregel zij haar stelling baseert dat er voor een huurder van een pand een bijzondere zorgplicht jegens energieleveranciers zou bestaan, zodat ook in dit geval de algemene maatstaf zal moeten worden gehanteerd om te beoordelen of [gedaagde ] jegens Eneco onrechtmatig heeft gehandeld.

5.8 Naar het oordeel van de rechtbank brengt de betamelijkheidsverplichting als hiervoor bedoeld in zijn algemeenheid niet met zich mee dat een huurder/onderverhuurder van een bedrijfsruimte jegens energieleveranciers gehouden is bepaalde contractuele verplichtingen aan zijn huurders op te leggen (dan wel inspecties uit te voeren), zoals door Eneco bepleit. Bij het aangaan van de huurovereenkomst, is de verhuurder immers niet gehouden om te controleren of er energie nodig zal zijn. Immers, [gedaagde ] was in de veronderstelling dat hij het pand onderverhuurde als opslag- en stallingsruimte, waardoor de levering van energie niet noodzakelijk was en er geen contract met Eneco behoefde te worden gesloten. Zou [gedaagde ] bijvoorbeeld hebben geweten of hebben moeten vermoeden dat de beoogde huurder in het pand een hennepkwekerij wilde beginnen of dat deze beoogde huurder een historie had qua exploiteren van hennepkwekerijen, dan zou extra waakzaamheid, ook ter bescherming van de belangen van Eneco, mogelijk geboden zijn. Van [gedaagde ] had dan wellicht gevergd kunnen worden dat hij afzag van het verhuren van het pand aan deze huurder danwel dat hij de huurder de verplichting zou opleggen aantoonbaar zelf een contract af te sluiten bij een energieleverancier. Niet is gebleken echter dat [gedaagde ] op de hoogte was van een en ander, zodat hij niet aansprakelijk is voor de aanwezigheid van een hennepkwekerij en de illegale afname van stroom.

5.9 De slotsom is dat de vordering van Eneco, inclusief nevenvorderingen, zal worden afgewezen. Eneco zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.





6. De beslissing
De rechtbank:

wijst de vordering van Eneco af;

veroordeelt Eneco in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde ] vastgesteld op € 313,00 aan verschotten en € 1.152,00 aan salaris voor de advocaat.





Dit vonnis is gewezen door mr. R. Veenendaal en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
647

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl